Cognitieve Gedragstherapie

Wat is cognitieve gedragstherapie (CGT)?

Cognitieve gedragstherapie is een therapievorm waarbij gezocht wordt naar en gewerkt wordt aan de relaties tussen gedachtes, gevoelens en daaruit voortkomend gedrag. Gedrag ontwikkelt zich meestal in de loop der jaren, er ontstaan gedachte- en gedragspatronen. Meestal zijn (een groot deel van) die patronen passend bij jou als persoon, de omgeving waarin je leeft. En zijn ze passend en helpend bij jouw ontwikkeling en de doelen die jij wilt bereiken. Het komt ook voor dat een (kleiner) deel van de ontstane patronen misschien eigenlijk niet (meer) passend en helpend zijn. Dat bepaalde gedachte- en gedragspatronen jou zelfs belemmeren in jouw doen en laten, hoe jij naar jezelf en de omgeving kijkt en wat je wilt bereiken.
Een cognitief gedragstherapeut gaat dan met jou in gesprek, samen met jou op zoek naar die ontstane patronen. Vervolgens worden er manieren besproken, aangereikt en geoefend hoe jij die patronen kunt gaan doorbreken. Zowel door bewuster anders te denken en anders te gaan doen.

Waarvoor kan CGT worden ingezet?

Cognitieve gedragstherapie kan ingezet worden bij diverse problemen en belemmeringen.
Sensi Orthopedagogie zet CGT onder andere in bij:

BelemmeringHuidige situatieGewenste situatie
Faalangst, perfectionismeNiet kunnen stoppen met voorbereiden, leren.
Bepaalde taken, werkzaamheden, situaties  vermijden, waarin je beoordeelt kunt worden.
Makkelijker taken of niveau doen, dan past bij jou (voor-)opleiding uit angst om te falen.
Tevreden zijn met “goed is goed genoeg”.
Spanning oproepende situaties aan gaan. Er minder/geen angst meer voor hebben.
Een taak, opleiding doen die je eigenlijk graag wilt en bij jou(w) (niveau) past.
(school)angstBepaalde situaties vermijden of mogelijke gebeurtenissen proberen te voorkomen.
I.g.v. schoolangst bijv.: angstig, teruggetrokken. Afzetten, agressief gedrag. Frequent spijbelen. Niet meer naar school willen, niet meer gaan.
Spanning oproepende situaties aan gaan. Kunnen ontspannen in spanningsvolle situaties.
Boosheid kunnen reguleren.
Weer naar school gaan.
WeerbaarheidRegelmatig, structureel gepest worden.
Niet (duidelijk) aangeven van eigen wensen en grenzen.
(te) veel rekening houden met anderen.
Weten en kunnen aangeven wat je wel en niet leuk vindt.
Grenzen aan kunnen geven.
Nee zeggen tegen verzoeken die je eigenlijk niet wilt of kunt doen.
Om ‘hulp’ vragen.
Ja zeggen tegen dingen die je eigenlijk wel wilt (proberen)!
Maar niet durft, of niet doet uit angst voor hoe een ander erover zou kunnen denken.
Verminderde sociale vaardighedenMoeite hebben met leggen van contacten. En/of moeite met onderhouden van vriendschappen, relaties.
Onhandige timing van praten, iets doen.
Weinig (directe) sociale contacten (in het dagelijks leven). Bijv. ook niet alleen online contacten.
Meer inzicht in sociale situaties. Gemakkelijker contacten kunnen leggen en onderhouden. Meer initiatief nemen.
Meer (directe) sociale contacten (in het dagelijks leven).
Een negatief zelfbeeldNegatief over jezelf, jouw kunnen denken. Dingen, situaties niet aangaan, uitstellen. Omdat je denkt dat je het toch niet kan, het niets zal worden, anderen jou dan ‘raar’ of ‘dom’ zullen vinden.Positiever gedachten over jezelf, je eigen kunnen.
Tevreden, blij zijn met jezelf.
Je minder van (mogelijke) meningen van anderen aantrekken.
Stemmingsproblemen(Bijna) niets meer leuk vinden. Weinig ondernemen, passief zijn. Negatieve blik op jezelf en ‘de wereld’. Weinig energie, veel slapen.
Afwisselende periodes van heel somber en negatief zijn. En heel blij, opgewekt en positief zijn.
Meer energie hebben. Meer ondernemen. Meer plezier beleven aan wat je doet.
Een evenwichtiger stemming.
Aandacht- en concentratieSlecht, kort kunnen concentreren op school, tijdens het leren, op het werk, in het verkeer.
Snel afgeleid zijn door dingen die om je heen gebeuren. Of door eigen gedachtes.
Uren lang met één ding bezig kunnen zijn, niet meer kunnen stoppen. Iets eerst af willen/’moeten’ maken.
Beter, langer kunnen concentreren. Weten waardoor jij beter gefocust kunt blijven en dit toepassen. De ‘juiste’ omstandigheden creëren.
Afdwalen (tijdig) signaleren en de aandacht weer kunnen richten.
Jouw aandacht beter kunnen verdelen. Werken en pauzes met regelmaat afwisselen.

Herken je een of meerdere omschrijvingen onder ‘huidige situaties’ bij jouw kind, of bij jezelf?
Wil je graag dichter bij de ‘gewenste situatie’ komen? En komen jullie, of kom je zelf niet meer verder?
Neem dan contact op voor het maken van een afspraak. Dan gaan we samen kijken hoe je weer verder kunt komen.